In dit vonnis gooien we het over de religieuze boeg. Onderwerp van discussie was het feit dat een vereniging een privatief in een appartementsgebouw aanwendde voor culturele en religieuze doeleinden. Daarnaast bereidde en serveerde de vereniging er ook warme maaltijden voor de deelnemers aan de erediensten. En dat alles was niet naar de zin van de VME en enkele individuele eigenaars in het gebouw. Zij wilden het gebruik als gebedshuis en meditatieruimte doen staken en stelden een vordering in om het gebruik als ‘besloten eetgelegenheid of horecazaak’ te doen verbieden. Maar dacht de vrederechter er ook zo over?